Waarom het doen van aannames (levens)gevaarlijk is

We doen de hele dag aannames. Dat scheelt een hoop energie. Als je namelijk denkt hoe iets gaat zijn, hoef je het niet meer te doen. Maar aannames zijn ook gevaarlijk, lees hier waarom.

"Je aannames zijn de ramen naar je buitenwereld. Maak ze af toe schoon, anders komt het licht niet naar binnen." - Alan Alda

Een aantal weken geleden stelde ik mezelf de vraag: “Wat verandert als ik elke dag een blog wil schrijven?” Zoals bij elke 'wat als' vraag, leidt het stellen ervan, tot nog meer vragen. Wat betekent het voor mijn dagindeling? Hoe moeilijk is het? En veranderen bijvoorbeeld mijn kijken, luisteren en doen?

Ga ik beter om me heen kijken, zoekende naar een nieuw verhaal? Ga ik beter luisteren naar anderen, uit nieuwsgierigheid of ik er iets over kan schrijven? Ga ik zelf andere dingen doen - het ‘avontuur’ opzoeken - om elke dag een verhaal op papier te krijgen?

Bij vragen horen antwoorden. Daar ging ik naar op zoek. Wat ik merkte? De antwoorden die ik voor mezelf bedacht, bleken negen van de tien keer geen echte antwoorden, maar aannames te zijn...

Assumptions are the mother of all screw ups!

Je kent ze wel, de standaard aannames: ‘Ja, maar dat kan niet want…’ ‘Ik denk dat het veilig is te zeggen dat…’ ‘Het lijkt mij in principe niet onmogelijk om…’ ‘Doe het nou maar zo, zo doen we het hier al jaren…’

Het eerste wat ik in mijn verleden als veiligheidsadviseur heb geleerd is geen aannames te doen in crisissituaties. Levensgevaarlijk! Simpel voorbeeld. Als je twijfelt of er 10, 15 of 20 mensen in een brandend gebouw zijn, is gokken op 10 niet erg verstandig. Aannames? Niet doen dus.

Wat me vervolgens opviel: Buiten crisissituaties is het niet veel anders. Misschien is het niet letterlijk levensgevaarlijk, maar minimaal een risico om aannames klakkeloos tot waarheid te verheffen.

We baseren onze beslissingen namelijk op die aannames, en de ervaring is dat we er vrij vaak naast zitten. Zo worden heel wat discutabele beslissingen genomen. Met alle gevolgen van dien.

Biologie en het testen van aannames

Op de middelbare school heeft iedereen het vak 'biologie' gevolgd. Bij de lessen biologie leer je hypotheses formuleren: Stellingen bedenken met één simpel doel. Het testen ervan, zodat je iets leert.

Een hypothese is een aanname. Bijvoorbeeld: ‘Als ik elke dag een blog schrijf, ben ik daar elke dag vier uur mee bezig.’ De enige manier om dit te ontdekken, is door het te doen. Het te testen. Te ervaren of het zo is. Te ervaren wat het oplevert. Of wat het kost.

Het doen van aannames beperkt creativiteit en innovatie

Twee begrippen - buzzwoorden eigenlijk - waar we allemaal behoefte aan zeggen te hebben. En juist creativiteit en innovatie worden beperkt door het doen van aannames en het niet testen ervan.

“Leuk dat jij bent gestopt met e-mail, maar in mijn functie kan dat echt niet.” Als ik voor elke keer dat iemand me dit standaard antwoord geeft een euro krijg, ben ik snel klaar. En misschien kun je ook niet stoppen met e-mail. En misschien wel. Het was ook nooit mijn doel te stoppen met e-mail. Het is zo gelopen. En dat is ook totaal niet het punt.

Het punt is dat het doen van aannames en het niet testen ervan gevaarlijk is.

Welke aannames doe jij? En hoe ga je die testen?

Kortom, voordat je aanneemt dat iets niet (of wel) kan, trek je crash-test-dummy-pak aan en go for it!

Want waarom ben ik uiteindelijk gestopt met e-mail? Omdat ik geloofde dat het slimmer kon. Maar vooral omdat ik ben gaan testen. Eén simpele aanname: Als ik minder stuur, komt er dan minder binnen..

Welke aannames doe jij? En hoe ga je die testen?


Handige principes bij het test van aannames waar ik eerder over heb geschreven zijn groot denken, klein starten en het 80/20 principe.