Hoe maak je een presentatie?
In de sprekerswereld herken ik globaal twee manieren van presentaties maken.
Een vast verhaal
De eerste groep, en die lijkt het grootste, heeft een (aantal) vaste keynote(s). Vaak gebaseerd op een specifiek thema, onderwerp of boek. Eens in de zoveel tijd ontwikkelen ze een compleet nieuwe keynote. Een beetje zoals cabaretiers dat doen met hun voorstellingen. Na wat try-outs wordt alles gepolijst en ziet de presentatie er super strak uit.
Het voordeel is dat je vaak (grotendeels) hetzelfde vertelt. Weten wat je gaat zeggen, geeft rust, en het verhaal wordt zo helemaal eigen. Je weet hoe het publiek reageert en daar kun je weer op inspelen. Door minder bezig te zijn met wát je gaat zeggen, heb je meer focus op hóé je het zegt. Dit kan de kracht van je boodschap enorm versterken.
Het risico kan zijn dat je een cassettebandje wordt. Het publiek heeft er geen boodschap aan dat jij het verhaal al tien of honderd keer hebt verteld. De uitdaging is het elke keer te vertellen alsof het de eerste keer is. Lukt dit niet, dan voelt je publiek dat, wat juist weer afbreuk doet aan je boodschap.
Blokjes
Een andere aanpak leerde ik van Martijn Aslander: Je hebt nooit een vast verhaal, maar je hebt allerlei blokjes.
Die blokjes kun je in verschillende volgordes vertellen en per blokje heb je een beknopte of uitgebreide variant. Een presentatie van een half uur bestaat dan uit 3 blokjes van 10 minuten of uit 5 van 6 minuten. Daar kun je mee spelen. De blokjes zijn inwisselbaar.
Op deze manier kun je door de tijd heen nieuwe blokjes verzamelen, die rouleren in je verhaal. Wat het makkelijker maakt om te experimenteren, omdat niet je hele verhaal nieuw is, maar bijvoorbeeld alleen een stukje in het midden. Dit geeft enige houvast en tegelijkertijd kun je blijven vernieuwen.
Door je verhaal minder te standaardiseren is het wel steeds zoeken naar het juiste ritme, de juiste timing, en naar natuurlijke overgangen tussen de blokjes. Dit kan het — zeker als je nog weinig ervaring hebt — lastiger maken voor jezelf.
De oplossing is meters maken. Op de langere termijn wordt je op deze manier misschien nog wel een betere (of flexibelere) spreker, die snel kan schakelen als het een keer anders loopt.
Als je maar lacht
Voor de duidelijkheid: Uiteindelijk gaat het natuurlijk om de manier die bij je past, en waar je de meeste lol in hebt. Het plezier wat je uitstraalt op het podium en de oprechte lach waarmee je je verhaal vertelt, is met geen trucje, slide of ingestudeerde one-liner te vervangen.
Daarbij, hoe je het wendt of keert, je hanteert altijd een combinatie. Ook ik heb door de jaren heen mijn favoriete blokjes gecreëerd die ik vaak vertel, simpelweg omdat ik weet dat ze het goed doen.
Wat past bij jou?
Tot slot, dat mijn voorkeur uitgaat naar de meer experimentele aanpak, zegt niks. Soms zou ik willen dat ik meer vasthield aan één verhaal. Een aantal sprekers die ik bewonder doen dit namelijk fantastisch. En dan zou het niet, zoals vanmiddag, elke keer weer zo spannend zijn als ik een nieuw blokje in mijn verhaal heb…